Sinds afgelopen weekeinde is er meer duidelijkheid gekomen over de budgettaire maatregelen van de komende regering. In de media worden zowel de besparingen als de nieuwe inkomsten belicht. Wij beperken ons hier tot de nieuwe (verhoopte) inkomsten, vanwaar zullen zij komen, bij wie worden ze gehaald?
1. De belastingplichtige als privé-persoon.
De belegger.
Het tarief van de roerende voorheffing wordt verhoogd tot principieel 21%.
Een aanvullende bijdrage van 4% zal worden geheven op de roerende inkomsten boven 20.000 EUR, dus 25% vanaf 20.001 euro.
Niet alle roerende inkomsten zullen in aanmerking komen om dit plafond te bepalen.
Bovendien is een “optie-systeem” voorzien waarbij uw anonimiteit/eerlijkheid/fiscale druk moet afwegen.
Wat al wordt belast aan 25%, blijft 25%. Liquidatieboni blijven onderworpen aan een tarief van 10%, inkoopboni daarentegen zou ook aan 21% worden getaxeerd.
Aan de vrijstelling van roerende voorheffing op (geplafonneerde) inkomsten uit spaarboekjes wordt niets gewijzigd.
De tarieven en grensbedragen voor de beurstaks worden verhoogd met 30%
De bedrijfswagen.
Het voordeel van alle aard van een bedrijfswagen zal worden berekend in functie van de CO2-uitstoot en de reële waarde.
Aandelenopties.
Het basispercentage wordt verhoogd van 15 naar 18%.
Voordelen alle aard.
De waardering van voordelen van alle aard voor bedrijfsleiders inzake onroerend goed wordt ook herzien.
Pensioen(kapitaal).
De belasting op pensioenkapitalen opgebouwd door werkgeversbijdragen wordt verhoogd van 16,5% naar 20% (in geval van pensioen op 60 jaar) en 18% (in geval van pensioen na 60 jaar).
De belastingverminderingen inzake pensioenen, die momenteel worden berekend op basis van de gemiddelde aanslagvoet, zullen worden berekend op basis van een percentage van 30% voor alle belastingplichtigen.
2. De belastingplichtige als vennootschap
Notionele interestaftrek:
het maximumtarief wordt verlaagd tot 3% (voor KMO’s: 3,5%). Geen overdraagbaarheid meer van overschotten naar de toekomst en gebruik van historische overschotten wordt beperkt.
“Thin capitalization rule”.
Interesten zullen niet meer aftrekbaar zijn in de mate dat een bepaalde verhouding tussen vreemd vermogen en eigen vermogen wordt overschreden.
Vrijstelling op meerwaarden op aandelen.
Deze vrijstelling zal alleen maar gelden wanneer de aandelen langer dan één jaar werden aangehouden. Niet-vrijgestelde meerwaarden worden belast aan een tarief van 25%.
Opbouw pensioen in vennootschap.
Voor de aftrek van pensioenbijdragen voor groepsverzekeringen wordt een loongrens voorzien. Bovendien moeten interne pensioenprovisies nu extern worden geplaatst.
Effecten aan toonder.
Er wordt een belasting ingevoerd op de omzetting van effecten aan toonder in gedematerialiseerde effecten. Volgende percentages worden genoemd: 1% voor omzettingen in 2012, 2% voor omzettingen in 2013, 3% voor omzettingen van rechtswege op het einde van de omzettingsperiode (einde 2013).