Declaration of personal income tax 2016. What’s new?
De belastingaangifte voor aanslagjaar 2016 is op 5 april 2016 verschenen op de website van Financiën. De nieuwe aangifte telt 43 nieuwe codes, 5 codes zijn geschrapt. De gewesten hebben reeds gebruik gemaakt van hun bevoegdheid om wijzigingen in de gewestelijke belastingverminderingen (codes beginnend met 3 en 4) door te voeren. Deze gewestelijke differentiatie wordt in de aangifte AJ 2016 opgelost door de invoering van voetnoten, die verduidelijken voor welke inwoner een bepaalde maatregel geldt.
Deel 1 van de aangifte Personenbelasting 2016
Vak I – Bankrekening, telefoonnummer en e-mailadres
Om een vlotte samenwerking met de administratie te bevorderen kan de belastingplichtige in vak I in de nieuwe subrubriek 3 het emailadres vermelden waarop zijn belastingkantoor hem kan bereiken voor verdere informatie. Deze vermelding is geen verplichting.
Vak IV – Wedden, lonen, werkloosheidsuitkeringen, wettelijke uitkeringen bij ziekte of invaliditeit, vervangingsinkomsten en werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag
Overuren die recht geven op overwerktoeslag
De rubriek G.1 ‘totaal aantal werkelijk gepresteerde overuren’ wordt opgedeeld in 3 subrubrieken, met name:
- die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 130 uren (codes *246)
- die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 180 uren (codes *305)
- die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 360 uren (codes *317) = nieuw
De bestaande regeling inzake de federale belastingvermindering voor ‘gewone’ overuren met overwerktoeslag (art. 154bis WIB92) werd met ingang van aanslagjaar 2016 uitgebreid. De bestaande grens van 180 overuren in de horecasector werd vanaf aanslagjaar 2016 verdubbeld naar 360 overuren. Onder horecasector wordt voortaan uitdrukkelijk verstaan: de werkgevers of gebruikers van uitzendkrachten die vallen onder het paritair comité voor het hotelbedrijf, zijnde het paritair comité nr. 302. De bestaande voorwaarde inzake het gebruik van een geregistreerd kassasysteem vervalt.
Werkbonus
De rubriek K ‘werkbonus’ is zoals vorig jaar opgedeeld in 2 subrubrieken door 2 verschillende regimes die wisselden in de loop van 2015, met name:
- toegekend van 01.01.2015 tot 31.07.2015 (codes *284)
- toegekend van 01.08.2015 tot 31.12.2015 (codes *291).
Deze opsplitsing houdt verband met het feit dat vanaf 01.08.2015 het aanvullend belastingkrediet voor lage lonen is opgetrokken van 14,40% naar 17,81% van de werkbonus. Tevens werd het maximum van 200,00 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) (= maximaal 310,00 EUR geïndexeerd voor aanslagjaar 2016) met ingang van 1 augustus 2015 opgetrokken tot 235,00 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) (= maximaal 360,00 EUR voor aanslagjaar 2016).
Vak V – Pensioenen
Overgangsuitkering volgt zelfde fiscaal regime als overlevingspensioen
In vak V is de rubriek A.1.d. overlevingspensioenen aangevuld met de omschrijving ‘en overgangsuitkeringen’ (*229).
Vanaf 1 januari 2015 hebben weduwen en weduwnaars die jonger zijn dan 45 jaar niet langer recht op een overlevingspensioen, maar wel op een overgangsuitkering gedurende 12 maanden (zonder kinderlast) of 24 maanden (met kinderlast). De overlevende huwelijkspartner kan de overgangsuitkering onbeperkt cumuleren met een beroepsactiviteit en sociale uitkeringen.
Gelet op het activerende karakter van de overgangsuitkering, past het om — net als dit reeds het geval is wanneer men een overlevingspensioen cumuleert met een activiteitsinkomen — ook bij het cumuleren van een overgangsuitkering met een activiteitsinkomen, dat activiteitsinkomen buiten beschouwing te laten voor de proratisering van het basisbedrag van de belastingvermindering voor pensioenen. De overgangsuitkering wordt dus onder hetzelfde regime gecatalogeerd als het overlevingspensioen en kan fiscaal dus onder dezelfde rubriek worden aangegeven in de aangifte.
Gunsttarief van belastbaarheid in de PB van pensioensparen verlaagd van 10% naar 8%
In vak V is de aanslagvoet in rubriek A.3.b.3 spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden van pensioensparen (*222) verlaagd van 10% naar 8%.
Om het pensioensparen verder aan te moedigen, werd de taks op het langetermijnsparen (ook wel anticipatieve heffing genoemd) geheven op 60 jarige leeftijd verlaagd vanaf 1 januari 2015 van 10 % naar 8 % (nieuw art. 185 § 2/1 W. diverse rechten en taksen). De verlaagde taks op het langetermijnsparen wordt berekend op de tdeoretische afkoopwaarde van het verzekerd kapitaal op een pensioenspaarverzekering en op het spaartegoed op een collectieve of individuele pensioenspaarrekening.
Als het pensioenspaarkapitaal echter vóór de 60ste verjaardag van de belastingplichtige uitgekeerd wordt (afkoop, vervroegde opname van het spaartegoed of bij overlijden), is er personenbelasting verschuldigd. Het tarief van de personenbelasting werd vanaf 1 januari 2015 eveneens verlaagd van 10 % naar 8 %. (zie code 222 op fiche 281.15 die nu 8% vermeldt i.p.v. 10% voorheen). De voorwaarden die tot nu toe al gesteld werden voor toepassing van het tarief van 10 % PB tarief, blijven gelden voor het nieuwe tarief van 8 %. Het pensioenspaarkapitaal moet uitgekeerd worden op één van volgende gunstige momenten:
- n.a.v. de pensionering op de normale pensioenleeftijd
- n.a.v. de pensionering tijdens één van de vijf jaren die de normale pensioenleeftijd voorafgaan
- n.a.v. de toetreding tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
- n.a.v. het overlijden van de pensioenspaarder
Let op: het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag blijft maar een ‘gunstig moment’ tot 2016.
Vervroegde inningen van 1% bij pensioensparen: verrekenbaar maar niet terugbetaalbaar
In vak V wordt de rubriek van de bedrijfsvoorheffing opgesplitst in twee subrubrieken:
- verrekenbaar en terugbetaalbaar (*225)
- verrekenbaar maar niet terugbetaalbaar (= nieuw) (*425).
Ter compensatie van de verlaging van de taks op het langetermijnsparen van 10% naar 8% (zie bespreking hierboven) zal gedurende vijf jaar, van 2015 tot 2019, jaarlijks vervroegd 1% taks ingehouden worden (telkens uiterlijk op 30 september). Voor pensioenspaarverzekeringen worden de vervroegde inningen berekend op het bedrag van de tdeoretische afkoopwaarde, die is samengesteld door premies die betaald zijn tot 31 december 2014. Voor pensioenspaarrekeningen worden de vervroegde inningen berekend op het spaartegoed dat op de rekeningen staat op 31 december 2014. Op 60-jarige leeftijd wordt de heffing van 8 % dan verminderd met het bedrag van die vervroegde inningen. Die maatregel is, net zoals de tariefverlaging, beperkt tot pensioensparen.
Als het pensioenspaarkapitaal echter vóór de 60ste verjaardag van de belastingplichtige uitgekeerd wordt (afkoop, vervroegde opname van het spaartegoed of bij overlijden), is er personenbelasting verschuldigd. De vervroegde inning(en) van 1% op de taks op het lange termijnsparen is (zijn) te behandelen als een geïnde bedrijfsvoorheffing maar behoudt niettemin haar aard van betaling van de taks op het lange termijnsparen. Ze worden verrekend met de personenbelasting, alsof het ging om geheven bedrijfsvoorheffing, maar ze zijn niet terugbetaalbaar. Vandaar hun aparte vermelding onder de code (*425).
Vak IX – Intresten en kapitaalaflossingen van leningen en schulden, premies van individuele levensverzekeringen en erfpacht- of opstalvergoedingen of gelijkaardige vergoedingen, die recht geven op een belastingvoordeel
In vak IX zijn de wijzigingen alweer het grootst en terug te brengen tot vier krachtlijnen:
- Kapitaalaflossingen en interesten enerzijds, en premies van individuele levensverzekeringen anderzijds die in aanmerking komen voor hetzij gewestelijke woonbonus, hetzij federale woonbonus, worden niet langer in twee aparte subrubrieken (B 1 en B2 bij het gewestelijke, en C1 en C2 bij het federale) weergegeven, maar in 1 subrubriek (B1 bij het gewestelijk en C1 bij het federale).
- Alle rubrieken binnen het gewestelijke luik (belastingvermindering woonbonus, belastingvermindering voor bijkomende interesten, belastingvermindering voor gewone interesten, belastingvermindering voor verrekening KI eigen woning, belastingvermindering bouwsparen, belastingvermindering voor betaalde erfpacht- en opstalvergoedingen) met uitzondering van de gewestelijke belastingvermindering langetermijnsparen werden opgesplitst in twee subrubrieken: contracten afgesloten in 2015 en contracten afgesloten vóór 2015. De reden voor die ontdubbeling is te vinden in het verschil in tarieven waartegen een voordeel voor die uitgaven wordt verleend en/of in begrenzingen op die uitgaven.
- De inlassing van een nieuwe JA/NEEN controlevraag: Hebt u interesten, kapitaalaflossingen, of premies vermeld die betrekking hebben op een lening gesloten vanaf 2006?
Reden hiervoor is dat de toeslagen voor enige woning en voor grote kinderlast maar maximaal gedurende 10 jaar vanaf het leningsjaar gelden. Voor leningen afgesloten in 2005, mogen dus geen toeslagen meer toegekend worden ook al is dat nog steeds de enige woning van de belastingplichtige op 31-12-2016. Om dat onderscheid te maken is die nieuwe controlevraag ingevoerd zowel bij gewestelijke woonbonus als federale woonbonus, voor contracten afgesloten vóór 2015. - Het Vlaams en Waals Gewest hebben expliciet van hun bevoegdheid gebruik gemaakt om wijzigingen in belastingvoordelen door te voeren voor de contracten afgesloten in 2015, via respectievelijk het Vlaams Decreet van 19 december 2014 (BS 30 december 2014) en het Waals Decreet van 17 december 2015 (BS 25 januari 2016). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legt zich neer bij de wijzigingen die reeds door de bijzondere financieringswet van 6 januari 2014 (BS 31 januari 2014) voorzien waren voor contracten afgesloten vanaf 2015. Die gewestelijke differentiatie werd in de aangifte van aanslagjaar 2016 opgelost door de invoering van voetnoten, die verwijzen voor welke inwoner een bepaalde maatregel geldt.
Overzicht van de fiscale voordelen per Gewest:
VLAAMS GEWEST | Leningen afgesloten vóór 2015 | Leningen in 2015 | ||
Code aangifte | Voordeel | Code aangifte | Voordeel | |
Woonbonus | 3370/3371 | marg.T. (min. 30%) |
3360/3361 | 40% |
Belast(-) bijkomende interesten | 3138/3139 | marg.T. (min. 30%) |
– | – |
Belast(-) gewone interesten | 3152/3146 | marg.T. (min. 30%) |
3151/3150 | 40% |
Belast(-) verrekening OV | 3146 | 12,50% | 3150 | 12,50% |
Belast(-) bouwsparen KAP | 3355/3356/3357 | marg.T. (min. 30%) |
– | – |
Belast(-) bouwsparen LV | 3351/3352 | marg.T. (min. 30%) |
– | – |
Belast(-) langetermijnsparen KAP | 3358 | 30% | 3358 | 30% |
Belast(-) langetermijnsparen LV | 3353/3354 | 30% | 3353/3354 | 30% |
Belast(-) erfpacht-, opstalvergoed. of gelijkaardige vergoedingen | 3147 | marg.T. (min. 30%) |
3143 | 40% |
BRUSSELS GEWEST | Leningen afgesloten vóór 2015 | Leningen in 2015 | ||
Code aangifte | Voordeel | Code aangifte | Voordeel | |
Woonbonus | 3370/3371 | marg.T. (min. 30%) |
3360/3361 | 45% |
Belast(-) bijkomende interesten | 3138/3139 | marg.T. (min. 30%) |
3133/3134 | 45% |
Belast(-) gewone interesten | 3152/3146 | marg.T. (min. 30%) |
– | – |
Belast(-) verrekening OV | 3146 | 12,50% | 3150 | 12,50% |
Belast(-) bouwsparen KAP | 3355/3356/3357 | marg.T. (min. 30%) |
3359 | 45% |
Belast(-) bouwsparen LV | 3351/3352 | marg.T. (min. 30%) |
3350 | 45% |
Belast(-) langetermijnsparen KAP | 3358 | 30% | 3358 | 30% |
Belast(-) langetermijnsparen LV | 3353/3354 | 30% | 3353/3354 | 30% |
Belast(-) erfpacht-, opstalvergoed. of gelijkaardige vergoedingen | 3147 | marg.T. (min. 30%) |
3143 | 45% |
WAALS GEWEST | Leningen afgesloten vóór 2015 | Leningen in 2015 | ||
Code aangifte | Voordeel | Code aangifte | Voordeel | |
Woonbonus | 3370/3371 | marg.T. (min. 30%) |
3360/3361 | 40% |
Belast(-) bijkomende interesten | 3138/3139 | marg.T. (min. 30%) |
3133/3134 | 40% |
Belast(-) gewone interesten | 3152/3146 | marg.T. (min. 30%) |
– | – |
Belast(-) verrekening OV | 3146 | 12,50% | 3150 | 12,50% |
Belast(-) bouwsparen KAP | 3355/3356/3357 | marg.T. (min. 30%) |
3359 | 40% |
Belast(-) bouwsparen LV | 3351/3352 | marg.T. (min. 30%) |
3350 | 40% |
Belast(-) langetermijnsparen KAP | 3358 | 30% | 3358 | 30% |
Belast(-) langetermijnsparen LV | 3353/3354 | 30% | 3353/3354 | 30% |
Belast(-) erfpacht-, opstalvergoed. of gelijkaardige vergoedingen |
3147 | marg.T. (min. 30%) |
3143 | 40% |
Vak X – (Uitgaven die recht geven op) belastingverminderingen
Structuur en gewestelijke differentiëring
Sinds vorig aanslagjaar is het vak X opgedeeld in gewestelijke en federale belastingverminderingen. De gewestelijke belastingverminderingen herkent men zoals vorig jaar met begincode 3 en 4, en de federale belastingverminderingen met begincode 1 en 2.
Nieuw dit aanslagjaar is dat zoals in vak IX, er ook in vak X gewerkt wordt met voetnoten om de differentiëring in gewestelijke regelgeving weer te geven. Dit is zo bij de gewestelijke belastingvermindering voor uitgaven voor dienstencheques en de gewestelijke belastingvermindering voor uitgaven voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand.
Om te weten onder welke gewestelijke reglementering de belastingplichtige valt, moet men kijken van welk gewest men inwoner is, lees: in welk gewest men op 01-01-2016 zijn fiscale woonplaats had.
Dienstencheques
De rubriek H noemt niet meer ‘betalingen in het kader van dienstencheques’ maar kortweg ‘dienstencheques’ en wordt onderverdeeld in de subrubrieken:
H.1 Betalingen voor prestaties betaald met dienstencheques (rubriek alleen bestemd voor inwoner van het Vlaams Gewest of inwoner van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en
H.2 Aantal dienstencheques (rubriek alleen bestemd voor inwoner van het Waals Gewest).
Oorzaak hiervan situeert zich bij het Waalse Gewest dat de uitgaven voor dienstencheques die ze in aanmerking laat komen voor de belastingvermindering voor aanslagjaar 2016 beperkt tot 3 EUR maal het aantal aangekochte dienstencheques (waarbij het aantal dienstencheques beperkt wordt tot 150).
Het tarief van de belastingvermindering op de (gecorrigeerde) uitgaven voor dienstencheques is in de drie gewesten nog steeds 30% voor aanslagjaar 2016. En het geheel aan (gecorrigeerde) uitgaven voor dienstencheques en PWA-cheques is in de 3 gewesten voor aanslagjaar 2016 nog steeds 1 400,00 EUR. Wie bv. in 2015 170 dienstencheques aankocht tegen 9 EUR per cheque, zal in het bezit zijn van het attest 281.81 waarin code *364 (betalingen) voor 1 530,00 EUR en code *366 (aantal) voor 170 is ingevuld. Als de belastingplichtige op 01-01-2016 zijn fiscale woonplaats heeft in het Vlaamse of Brussels hoofdstedelijk gewest, vult hij dus enkel de rubriek H.1 code *364 in voor 1 530,00 EUR. Heeft hij zijn fiscale woonplaats op 01-01-2016 in het Waalse gewest dan vult hij enkel de rubriek H.2 code *366 in voor 170.
In het kader van geregistreerde renovatieovereenkomsten ter beschikking gestelde bedragen die in aanmerking komen voor belastingvermindering
Aangezien de vermindering voor geregistreerde renovatieovereenkomsten een Vlaamse belastingvermindering is en om de systematiek van de voetnoten bij gewestelijke verschillen aan te houden, werd de voetnoot ‘rubriek alleen bestemd voor het Vlaamse gewest’ ingelast.
Betalingen voor het verwerven van nieuwe aandelen van startende kleine vennootschappen
In vak X is (onder de letter J) een nieuwe rubriek ingevoegd voor betalingen voor het verwerven van nieuwe aandelen van startende kleine vennootschappen die in aanmerking komen voor de nieuwe federale belastingvermindering (art. 145/26 WIB 92). Dit wordt ook wel eens de ‘taks shelter voor startende ondernemingen’ genoemd.
De belastingvermindering bedraagt in principe 30% maar als de startende kleine vennootschap kwalificeert als een micro-onderneming bedraagt de belastingvermindering 45%. Vandaar dat de rubriek J is opgedeeld in twee subrubrieken:
J.1 voor betalingen die in aanmerking komen voor de belastingvermindering van 30% en
J.2 voor de betalingen die in aanmerking komen voor de belastingvermindering van 45%.
- De betalingen in rubriek J.1 en J.2 samen kunnen voor aanslagjaar 2016 niet hoger zijn dan 100 000,00 EUR (per echtgenoot).
Let op: Betalingen waardoor een vertegenwoordiging van meer dan 30% in het maatschappelijk kapitaal van de startende vennootschap wordt bekomen, dienen afgetopt te worden tot een aandeel van 30%. Betalingen voor de verwerving van aandelen in een vennootschap waarin men bedrijfsleider is (in zeer ruime betekenis) komen ook niet in aanmerking voor deze belastingvermindering.
Gevolg van de inlassing onder de letter J is dat de andere belastingverminderingen één letter zijn doorgeschoven.
Belastingverminderingen voor energiebesparende uitgaven
In de rubriek K – voorheen rubriek J – zijn de subrubrieken m.b.t. de overgedragen belastingverminderingen voor in 2011 betaalde uitgaven niet meer terug te vinden. Reden hiervoor is dat de driejarige overdrachtstermijn voor in 2011 betaalde uitgaven in 2014 op zijn einde liep.
Belastingverminderingen voor uitgaven voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand
Het Vlaams Gewest en het Waals Gewest hebben de gewestelijke belastingvermindering voor uitgaven voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand afgeschaft vanaf aanslagjaar 2016. De code 3383 kan dus niet meer ingevuld worden door de belastingplichtige die op 01-01-2016 zijn fiscale woonplaats had in het Vlaamse of Waalse Gewest, waar ook de woning gelegen is waarvoor in 2015 beveiligingsuitgaven zijn betaald. Het Brussels Gewest kent de belastingvermindering voor aanslagjaar 2016 wel nog toe. Die gewestelijke differentiatie komt weer tot uiting via de voetnoot: rubriek alleen bestemd voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Vak XI – Bedragen die in aanmerking komen voor een belastingkrediet voor win-winleningen
Aangezien het belastingkrediet voor winwinleningen een Vlaams belastingkrediet is en om de systematiek van de voetnoten bij gewestelijke verschillen aan te houden, werd de voetnoot ‘rubriek alleen bestemd voor het Vlaamse gewest’ ingelast.
Vak XIV – Rekeningen en individuele levensverzekeringen in het buitenland, juridische constructies en leningen aan startende kleine ondernemingen
Juridische constructies
In de rubriek XIV.C moet de belastingplichtige, aangeven of hij of zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner met wie hij gemeenschappelijk wordt belast of één van zijn niet-ontvoogde minderjarige kinderen ‘oprichter’ of ‘derde begunstigde’ is van een ‘juridische constructie’. Men spreekt niet meer over begunstigde of potentieel begunstigde. We merken op dat de definities van oprichter, derde begunstigde en juridische constructies zijn aangepast t.o.v. vorig aanslagjaar.
Nieuw dit jaar is dat men naast de naam en voornaam van de oprichter of derde begunstigde per juridische constructie verplicht de volgende inlichtingen moet invullen:
- volledige naam van de juridische constructie
- rechtsvorm van de juridische constructie
- adres van de juridische constructie
- eventueel identificatienummer van de juridische constructie
- ingeval van juridische constructie ‘ type 1’ (de trustachtige rechtsverhoudingen): naam en adres van de beheerder
Eveneens nieuw dit jaar is de inlassing van de bijkomende vraag ‘Is de juridische constructie een entiteit bedoeld in art. 5/1, §3, b WIB 92’ in de aangifte. Reden hiervoor is dat er geen doorkijkbelasting (kaaimantaks) is op de inkomsten verkregen door juridische constructies met ‘daadwerkelijk economische activiteit’. Maar daartoe moet de oprichter/derde begunstigde in de aangifte een verklaring aankruisen en op eenvoudig verzoek aantonen dat aan de vrijstellingsvoorwaarden voor een ‘daadwerkelijke economische activiteit’ is voldaan.
Leningen aan startende kleine ondernemingen
In vak XIV moet in een nieuwe rubriek D het aantal leningen worden vermeld die de belastingplichtige van 1.8.2015 tot 31.12.2015 aan startende kleine ondernemingen heeft verstrekt via een erkend crowdfundingplatform.
Elke startende kleine onderneming zal interesten zonder RV kunnen uitkeren tot de grens van 15 000,00 EUR aan crowdfundingleningen die aan hem door de belastingplichtige zijn verstrekt. De interesten van crowdfundingleningen die terecht zonder inhouding van roerende voorheffing werden uitgekeerd, maar die de vrijstelling niet kunnen genieten wegens overschrijding van de grens van 15 000,00 EUR aan crowdfundingleningen aan alle kredietnemers tesamen, moeten door de belastingplichtige in de aangifte in de personenbelasting worden aangegeven in vak VII. Met oog op het onderzoek van het respecteren van de 15 000,00 EUR grens werd die controlevraag in vak XIV ingevoerd.
Het aantal aangiften waarin die rubriek D zal ingevuld worden zal klein zijn, want in België bestaat tot op heden nog geen gereglementeerd crowdfundingplatform. Die leningen zouden dus al via een buitenlands platform moeten zijn verstrekt. Bovendien tellen slechts de leningen afgesloten vanaf 01.08.2015 mee.
Deel 2 van de aangifte Personenbelasting 2016
Vak XVI – Diverse inkomsten
Vergoedingen voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot
In de rubrieken A.1.b (niet verplicht aan te geven vergoeding voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot) en A.2.e ( verplicht aan te geven vergoeding voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot) zijn telkens twee subrubrieken toegevoegd. Naast belastbaar tegen 25% en tegen 15 % zijn nu ook de tarieven van 20 % en 10% terug te vinden. De vergoedingen voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot zijn immers in beginsel onderworpen aan de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen waarop die vergoedingen betrekking hebben. Aangezien op de onderliggende effecten een tarief mogelijk is van 20% of van 10%, was uitbreiding nodig.
Vak XVII – Bezoldigingen van bedrijfsleiders
De rubriek 16 ‘werkbonus’ wordt zoals vorig jaar opgedeeld in 2 subrubrieken door 2 verschillende regimes die wisselden in de loop van 2015, met name:
- toegekend van 01.01.2015 tot 31.07.2015 (codes *419)
- toegekend van 01.08.2015 tot 31.12.2015 (codes *421)
Deze opsplitsing houdt verband met het feit dat vanaf 01.08.2015 het aanvullend belastingkrediet voor lage lonen is opgetrokken van 14,40% naar 17,81% van de werkbonus. Tevens werd het maximum van 200,00 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) (= maximaal 310,00 EUR geïndexeerd voor aanslagjaar 2016) met ingang van 1 augustus 2015 optrokken tot 235,00 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) (= maximaal 360,00 EUR voor aanslagjaar 2016).
Vak XVI – Voorheffingen in verband met een zelfstandige beroepswerkzaamheid
In section XX. 4, sub-heading b) for the transferred tax credit of previous years (in code * 760) has been deleted. This has to do with the fact that the tax credit has been repayable since the assessment year 2015 and is therefore no longer transferable. The transfers for the 2012, 2013 and 2014 assessment years were charged for the fiscal year 2015 and, if necessary, repaid so that no transfers can be made for the 2016 assessment year.
Paper tax return
Anyone who does not submit electronically but on paper must have the information for which no declaration is given in the draft version of the declaration (eg Box IV, section O data on country exempt foreign income, Box VIII, heading 2c (name, first name and address of The recipient of maintenance payments, Box XVII, Section 19, data relating to country-exempt foreign nationals) in the corresponding boxes and sections on pages 3 and 4 of the actual declaration, and no longer on the last page of the declaration.
When filing the tax return 2016?
The parcel declaration must be submitted no later than 30 June 2016 .
The electronic tax -on-web declaration must be submitted:
- At the latest on 13 July 2016 (citizen)
- At the latest on 27 October 2016 (mandataris)
Auteur/bron : www.practicali.be.